Kitaab at-Tauwhied

Deel 1

Shaychoel-Islaam al-Iemaam Mohammed ibn ‘Abdoel-Wahhaab (1115NH-1206NH) Moge Allaah’s Barmhartigheid met hem zijn.

Hoofdstuk 1: At-Tauwhied (de Eenheid van Allaah)

Allaah de Almachtige zegt:

“En Ik (Allaah) heb de djinn en de mens slechts geschapen om Mij (alleen) te aanbidden.” (Soerah Adh-Dhaariyaat 51:56.)

En Hij verklaarde:

“En voorwaar, Wij hebben naar iedere Oemmah (gemeenschap, natie) een Boodschapper gestuurd (die verkondigde): ‘Aanbid Allaah (alleen), en vermijd (of hou afstand van) de Taghoet (alle valse godheden, bedoelende: aanbid geen Taghoet naast Allaah)’.” (Soerah An-Nahl 16:36.)

En Hij zegt:

“En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niemand (mogen) aanbidden behalve Hem. En dat jullie plichtsgetrouw zijn aan jullie ouders. Als een van hen of allebei een hoge leeftijd bereiken tijdens jouw eigen leven, spreek dan met geen enkel woord van disrespect tegen hen, noch schreeuw naar hen, maar spreek hen aan in termen van eerbiedigheid. En laat over hen de vleugel van onderwerping en nederigheid nederdalen door (middel van) barmhartigheid, en zeg: ‘Mijn Heer! Schenk hen Uw Genade want zij hebben mij opgevoed toen ik klein was’.” (Soerah Al-Israa 17:23-24.)

En Hij zegt:

“Aanbid Allaah, en ken Hem geen deelgenoten toe in aanbidding.” (Soerah An-Nisaa 4:36.)

En Hij zegt:

“Zeg (O Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem)): Kom, ik zal reciteren wat jullie Heer jullie verboden heeft; Ken Hem geen deelgenoten toe in de aanbidding; wees goed en plichtsgetrouw jegens jouw ouders; dood je kinderen niet uit (vrees voor) armoede, Wij voorzien jullie van onderhoud voor jullie maar ook voor hen; kom niet in de buurt van schandelijke zondes (onwettelijke seksuele omgang, etc.) of ze nou in het openbaar of in het geheim gepleegd worden; en dood niemand waarvan Allaah het verboden heeft, behalve voor een goede reden (volgens Islaamitisch strafrecht). Dit heeft Hij jullie bevolen, moge jullie het begrijpen. En kom niet in de buurt van het bezit van een wees, behalve als het ter voordeel ervan is, totdat hij (of zij) de leeftijd van volledige kracht (volwassenheid) bereikt; en geef met rechtvaardigheid de volle maat en het volledige gewicht. Wij belasten geen enkele persoon, behalve met hetgeen dat hij kan dragen. En wanneer jullie (recht) spreken (over mannen of bij het geven van bewijs, etc.) zeg dan de waarheid, al betreft het een verwant, en vervul het Verbond met Allaah. Dit (is hetgeen wat) Hij jullie beveelt, moge jullie het onthouden (en het niet vergeten). En voorwaar, dit is Mijn Rechte Pad, dus volg het, en volg geen (andere) paden, omdat zij jullie af doen splitsen van Zijn Pad. Dit heeft Hij voor jullie voorgeschreven zodat jullie Al-Moettaqoen (de Vromen) moge worden.” (Soerah Al-An’am 6:151-153.)

Ibn Masoed (radiallaahoe 'anhoe) heeft gezegd:

“En degene die zich wil vergewissen van de wil van de Profeet Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem), hetgeen waar de Profeet zijn stempel op heeft gezet, laat hem dan de uitspraak van Allaah lezen:

“Zeg (O Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem)): Kom, ik zal reciteren wat jullie Heer jullie verboden heeft; Ken Hem geen deelgenoten toe in de aanbidding… (tot en met) …En voorwaar, dit is Mijn Rechte Pad.””

Het is overgeleverd dat Moe’adh bin Jabal (radiallaahoe 'anhoe) heeft gezegd:

“Ik reed (samen met) de Profeet (radiallaahoe 'anhoe) achter op een ezel en hij zei tegen mij ‘O Moe’adh, weet jij wat het recht van Allaah is op zijn dienaren en wat het recht van de dienaren is op Allaah?’ Ik antwoordde: ‘Allaah en Zijn Boodschapper weten dat het beste.’ Hij vervolgde: ‘Het recht van Allaah op Zijn dienaren, is dat zij Hem alleen aanbidden, en dat zij Hem geen deelgenoten toekennen. Het recht van zijn dienaren op Hem is dat Hij degene die geen deelgenoten aan hem toekent niet bestraft.’ Ik zei: ‘O Allaah’s Boodschapper, mag ik deze blijde tijdingen doorgeven aan de mensen?’ Hij antwoordde: ‘Nee, vertel het de mensen niet, want het zou kunnen dat zij zich verlaten (op deze belofte en afvallig worden in hun dienstbaarheid jegens Hem).” (Vermeld in de twee Sahieh Boeken (Al-Boechaarie en Moslim).
Moe’adh (radiallaahoe 'anhoe) leverde deze hadieth (toch) over, uit vrees voor de zonde van het weerhouden van kennis.

Hoofdstuk 2: De superioriteit van Tauwhied en wat het aan zonden verwijdert.

Allaah de Meest Verhevene zegt:

“Het zijn degenen die geloven (in de Eenheid van Allaah en niets en niemand behalve alleen Hem aanbidden) en hun geloof niet verwarren met Zhoelm (onrecht, door bijv. het aanbidden van anderen naast Allaah), voor hen (alleen) is er veiligheid, en zij zijn van degenen die geleid zijn.” (Soerah Al-An’am 6:82.)

Overgeleverd door Oebadah bin As-Samit (radiallaahoe 'anhoe) dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Degene die waarachtig getuigt dat er niets en niemand aanbiddenswaardig is behalve Allaah alleen, Degene zonder (gelijke of) partner, en dat Mohammed zijn dienaar en Boodschapper is, en dat Iesaa (Jezus) de dienaar van Allaah is, Zijn Boodschapper, en Zijn Woord die Hij naar Maryam (Maria) wierp en een ziel (gecreëerd) door Hem, en dat het paradijs en het Hellevuur realiteiten zijn, dan zal Allaah hem toelaten tot het Paradijs, wat zijn daden ook mogen zijn.” (Sahieh Al-Boechaarie, hadieth nummer 3252.)

‘Utbaan (radiallaahoe 'anhoe) leverde over dat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Voorwaar, Allaah heeft voor het Hellevuur verboden, degene die waarachtig getuigt: ‘Er is niets en niemand aanbiddenswaardig behalve Allaah’, daarbij niets anders zoekende behalve Allaah’s Gezicht (het zien van Allaah’s Gezicht als de beloning).” (Sahieh Al-Boechaarie en Sahieh Moslim.)

Aboe Said Al-Khoedrie (radiallaahoe 'anhoe) leverde over dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Moesaa (Mozes) (‘alayhie sallem) heeft gezegd: ‘O mijn Rabb, leer mij iets waarmee ik U kan gedenken en smeekbeden tot U kan verrichten.’ Allaah antwoordde: ‘Zeg, O Moesaa, Lé iléhé il Allaah.’ Moesaa zei: ‘O mijn Rabb, al Uw dienaren zeggen deze woorden.’ Allaah zei: ‘O Moesaa, al zouden de zeven Hemelen en alles wat zij bevatten behalve Mij (Ghayrie) samen met de zeven aarden, allemaal op de ene kant van een weegschaal gelegd zouden worden en Lé iléhé il Allaah op de andere kant, dan zou de laatste alsnog zwaarder wegen dan hen.’” (De hadieth is overgeleverd door Ibn Hibbaan, en Al-Haakiem verklaarde hem Sahieh.)
Deze uitdrukking (Ghayrie) betekent de uitzondering van hetgeen dat in de Hemelen is. Maar men moet het niet verkeerd begrijpen dat Allaah in de Hemelen of in de aarde zelf is, omdat Hij zichzelf heeft omschreven in de Qor’aan als, de Allerhoogste en boven alles, zoals in (2:255), (20:5), (25:59) en op vele andere plaatsen in Zijn Boek. Voorwaar de uitspraak (zelf) is een bewijs het ondenkbaar is dat Allaah zich in de creatie bevindt. (Voor een gedetailleerde uitleg moet men ‘Fath-ul-Mazjied Sharh Kitab-oet-Tauwhied’ lezen.)

At-Tirmidie levert over van Anas (radiallaahoe 'anhoe), dat hij Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) hoorde zeggen:

“Allaah de Meest Verhevene zegt: ‘O zoon van Adam, (al) zou je bij Mij komen met de wereld vol met zonden, en Mij ontmoeten zonder Mij deelgenoten toe te kennen (Shirk), dan zou ik naar jou toekomen met een vergelijkbare hoeveelheid Genade.’”

Hoofdstuk 3: Degene die Tauwhied zuivert (van Shirk etc.) zal het Paradijs binnentreden zonder rekenschap af te hoeven leggen.

Allaah de Meest Verhevene zegt:

“Voorzeker, Ibrahiem (‘alayhie sallem) was werkelijk een voorbeeld, toegewijd gehoorzaam aan Allaah, waarachtig in het geloof zonder af te wijken, en hij was niet van degenen die partners toeschrijven aan Allaah.” (Soerah An-Nahl 16:120.)

En Hij zegt tevens:

“En degenen die naast hun Heer niemand tot deelgenoten maakt (in aanbidding).” (Soerah Al-Moe’minoen 23:59.)

Hoessain bin Abdoer-Rahman leverde over:

“Een keer toen ik met Sa’id bin Joebair was, vroeg hij: “ Wie van jullie heeft vorige nacht de vallende ster gezien?” Ik antwoordde: “Ik heb het gezien,” en legde vervolgens uit dat ik rond die tijd niet in gebed was omdat ik gestoken was door een insect. Hij zei: “Wat deed je toen?” Ik antwoordde: “Ik gebruikte Roeqieyah om het te genezen!” Hij zei: Wat heeft jou aangezet om dat te doen?” Ik zei: “Een hadieth die ik van Ash-Sha’bie heb gehoord.” Hij vroeg: “Welke hadieth heeft Sha’bi dan overgeleverd?” Ik antwoordde: “Hij heeft overgeleverd van Boeraidah bin Al-Hoesaib, die heeft gezegd dat Roeqieyah niet is toegestaan behalve voor het behandelen van het ‘kwade oog’ (‘Ayn) en de koorts (ziekte) ten gevolge van een (giftige) beet.” Hij (Sa’id bin Joebair) zei: “Hij heeft er goed aan gedaan om te stoppen bij hetgeen dat hij heeft gehoord (bedoelende, te handelen in overeenstemming met de kennis in de plaats van onwetendheid). Desondanks, Ibn Abbaas heeft ons overgeleverd dat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd: ‘Alle natiën werden tot mij ter aanschouwing gebracht, en ik zag een Profeet met een groepje (tussen de 3 en 9 personen), en een Profeet met een of twee personen met hem en een Profeet met helemaal niemand. Toen verscheen er een grote groep mensen waarvan ik dacht dat het mijn natie (Oemmah) was. Maar het werd mij verteld dat dit Moesaa en zijn mensen waren. Ik keek en er verscheen een grote groep en het werd mij verteld dat, dit mijn natie is, en onder hen bevinden zich zeventig duizend mensen die het Paradijs binnen zullen treden zonder rekenschap af te hoeven leggen en zonder straf.’ Vervolgens stond De Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) op en ging zijn huis binnen, en de mensen gingen discussiëren over wie zij zouden zijn. Sommigen zeiden: ‘Misschien zijn het de Metgezellen van de Boodschapper van Allaah.’ Anderen zeiden: ‘Misschien horen zij bij degenen die in de Islaam zijn geboren en daardoor nog nooit iemand tot deelgenoot hebben toegekend naast Allaah.’ En terwijl zij hun inzichten zoals deze uitwisselden, kwam de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) naar buiten en informeerde ons over het nieuws. Hij zei: ‘Deze mensen zijn degenen die geen Roeqieyah van anderen vragen, noch geloven zij in slechte of goede voortekens (van vogels en dergelijke), noch laten zij zich branden (genezing met vuur), maar zij stoppen hun vertrouwen (alleen) in hun Heer.’ Daarop stond Ukashah bin Mihsan op en zei (tegen de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem)): ‘Roep Allaah aan, opdat Hij mij één van hen maakt.’ Hij (salallaahoe 'alayhie was sallem) zei: “Jij bent één van hen.’ Toen stond er een andere man op en zei: ‘Roep Allaah aan, opdat Hij mij één van hen maakt.’ Hij (salallaahoe 'alayhie was sallem) zei: ‘Ukashah is je voor geweest.’”

Hoofdstuk 4: Vrees voor Shirk (polytheïsme).

Allaah de Almachtige zegt:

“Voorwaar, Allaah vergeeft niet dat er deelgenoten aan Hem toegekend worden (in aanbidding), maar Hij vergeeft daarbuiten wat Hij Wil, voor wie Hij Wil.” (Soerah An-Nisaa 4:48 en 116.)
(In de Qor’an staat dat) Profeet Ibrahiem (‘alayhie sallem) heeft gezegd:

“En houd mij en mijn zonen (nakomelingen) weg van het aanbidden van afgoden.” (Soerah Ibrahiem 14:35.)

Het staat overgeleverd in de hadieth dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

Wat ik het meest voor jullie vrees is de kleine Shirk.” Wanneer men (hem) erover vroeg, antwoordde hij: “Ar-Riyaa (opscheppen, uiterlijk vertoon).”

Ibn Masoed (radiallaahoe 'anhoe) heeft overgeleverd dat Profeet Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Degene die sterft terwijl hij deelgenoten toekent aan Allaah, zal het Hellevuur binnentreden.” (Overgeleverd door al-Boechaarie.)

Moslim levert over op gezag van Jabir (radiallaahoe 'anhoe) dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Degene die Allaah ontmoet (op de Dag des Oordeels) en (niets en) niemand naast Hem als deelgenoten heeft genomen (in de aanbidding), dan zal hij het Paradijs binnentreden, en wie Hem ontmoet terwijl hij op welke manier dan ook Shirk heeft gepleegd, dan zal hij het Hellevuur binnentreden.”

Hoofdstuk 5: De oproeping naar de getuigenis van; dat er niets (en niemand) waardig is om aanbeden te worden behalve Allaah.

Allaah de Verhevene zegt:

“Zeg (O Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem)): ‘Dit is mijn weg, ik en degenen die mij volgen moeten uitnodigen naar Allaah (de Eenheid van Allaah en Islaamitisch Monotheïsme) op grond van het juiste begrip (met kennis). En Glorieus is Allaah (en Verheven boven al hetgeen dat zij naast Hem als deelgenoten toekennen), en ik ben niet van de polytheïsten.’” (Soerah Yoesoef 12:108.)

Ibn Abbaas (radiallaahoe 'anhoe) leverde over:

“Toen de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) Moe’adh (radiallaahoe 'anhoe) naar Jemen stuurde, zei hij tegen hem: ‘Je zult het Volk van het Boek tegenkomen, laat dan het eerste waar je naar uitnodigt zijn: de getuigenis van ''Laa ilaaha illa Allaah'' (Er is niets en niemand aanbiddenswaardig behalve Allaah).”

En in een andere versie van deze overlevering (staat):

“Het geloof in de Eenheid van Allaah (Tauwhied), en als zij jou hierin gehoorzamen, laat hen dan weten dat Allaah hen heeft voorgeschreven om vijf gebeden te verrichten, elke dag en nacht. En als zij jou hierin gehoorzamen, laat hen dan weten dat Allaah hen de verplichting van armenbelasting (Zakaat) heeft opgelegd, hetgeen dat men moet heffen van hun rijken en moet verdelen onder de armen. Als zij jou daarin gehoorzamen, wees dan voorzichtig dat je niet het beste van hun bezit neemt (als betaling voor de Zakaat), en bescherm jezelf tegen de smeekgebeden van degenen die onrecht aangedaan worden want er is geen scherm tussen zijn smeekgebed en Allaah (m.a.w. Allaah accepteert zijn smeekbede onherroepelijk).” (Sahieh Al-Boechaarie, hadieth nummer 1389/1425 en Sahieh Moslim.)

Beide (hadieth) verzamelaars hebben ook overgeleverd dat Sahl bin Sa’d (radiallaahoe 'anhoe) heeft gezegd:

“Op de dag van Khaybar, verklaarde Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem): ‘Morgen zal ik voorzeker de vlag aan een persoon geven die van Allaah en Zijn Boodschapper houdt en Allaah en Zijn Boodschapper houden van hem. Allaah zal hem de overwinning schenken onder zijn leiderschap.’ De mensen brachten de nacht al discussiërend door, over (de vraag) wie de vlag zal worden geschonken! In de ochtend kwamen zij ijverig bij Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) elk van hen hopende (dat hij) de vlag zou krijgen. Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) vroeg: ‘Waar is ‘Alie ibn Abie Talib?’ Zij antwoordden: ‘Hij lijdt aan een oog aandoening.’ Er werd iemand naar hem gestuurd en hij werd gebracht. Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) spuugde (deed Zijn spuug) in zijn ogen en bad voor hem, waarna hij dusdanig genas dat het leek alsof hij daarvoor helemaal geen pijn had gehad. Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) gaf hem vervolgens de vlag en zei: ‘Ruk voorzichtig op (nader hen voorzichtig) totdat je in hun midden aankomt, roep hen vervolgens op naar de Islaam en informeer hen over hun verplichtingen jegens Allaah in de Islaam. Bij Allaah, als Hij (Allaah) via jou ook maar één man doet leiden dan is dat beter voor jou dan (het bezitten van) de rode kamelen (i.e. de bezitting van het duurste bezit van de oude arabieren).”

Hoofdstuk 6: Een uitleg van Tauwhied en de Getuigenis: ''Laa ilaaha illa Allaah''.

Allaah de Almachtige zegt:

“Degenen (vrome mensen, Profeten, Engelen, etc.) die zij aanroepen, wensen (voor zichzelf!) een manier van toetreding tot hun Heer (Allaah), betreffende wie van hen het meest dichtbij is....” (Soerah Al-Israa 17:57. )

En Hij zegt:

“En (gedenk) toen Ibrahiem (‘alayhie sallem) tegen zijn vader en zijn volk zei: ‘Voorwaar, ik ben onschuldig aan (niet verantwoordelijk voor) hetgeen dat jullie aanbidden. Behalve Hem (ik aanbid niets en niemand behalve Allaah alleen), Degene die mij creëerde...” (Soerah Az-Zoekhroef 43:26-28.)

Allaah de Almachtige zegt:

“Zij (de Joden en de Christenen) namen hun rabbijnen en hun monniken als heren naast Allaah.” (Soerah At-Taubah 9:31.)

Hij zegt:

“En er zijn er onder de mensheid die afgoden nemen (voor aanbidding) naast Allaah. Zij houden van hen zoals zij van Allaah houden, maar degenen die geloven houden meer van Allaah (dan van wat dan ook).” (Soerah Al-Baqarah 2:165)

En in Sahieh (Moslim) staat overgeleverd dat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“Hij die verklaart dat er geen godheid aanbeden mag worden behalve Allaah, en alles verwerpt wat de mensen naast Allaah aanbidden, dan zal zijn bezit en zijn bloed onschendbaar worden, en zijn verrekening berust bij Allaah.”
bron: www.sincerehearts.nl/boeken/pdf/kitabtauwhied.pdf

Live duroos