De verdienste van het geloof in de Enigheid van Allah ('aqîda at-tawhîd) -
Shaykh Rabî' ibn Hâdî al-Madkhalî (hafidhahullâh)
Op gezag van 'Ubâda i...bn as-Sâmit (radiyAllâhu 'anhu) heeft de Profeet (sallAllâhu 'alayhi wasallam) gezegd :
من شهد أن لا إله إلا الله وحده لا شريك له ، وأن محمداً عبده ورسوله، وأن عيسى عبد الله ورسوله وكلمته ألقاها إلى مريم وروح منه، والجنة حق والنار حق أدخله الله الجنة على ما كان من العمل
« Wie getuigt dat er geen andere godheid (aanbidding waardig) is dan Allah, de Enige Die geen deelgenoten heeft, dat Muhammad Zijn dienaar en Zijn Boodschapper is, dat 'Îsâ de dienaar van Allah is en Zijn Boodschapper, Zijn woord dat Hij stuurde naar Maryam en Zijn geest, en dat het Paradijs waar is en dat het Vuur waar is, Allah zal hem naar wil het Paradijs laten betreden met wat hij heeft aan daden (ook al zijn deze weinig). [1] » [2]
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Degene die de hadith heeft overgeleverd :
'Ubâda ibn as-Sâmit al-Ansârî, hij behoorde tot degenen die trouw zwoeren bij de Boodschapper van Allah (sallAllâhu 'alayhi wasallam) tijdens de eerste en tweede eed van 'Aqaba, en hij heeft met hem aan de overige veldslagen deelgenomen. Hij was onderwijzer van de Koran in Medina en vervolgens in de Shâm. Hij overleed in Jeruzalem in het jaar 32 h. (radiyAllâhu 'anhu).
Uitleg van de woorden :
"getuigt dat er geen andere godheid (aanbidding waardig) is dan Allah (شهد أن لا إله إلا الله)" : uitspreken met de tong, met het hart geloven in wat het inhoudt, en met de ledematen handelen naar wat het vereist.
"de Enige (وحده)" : d.w.z. één enkele.
"'Îsâ (عيسى)" : hij is de zoon van Maryam, de maagd.
"Zijn woord (كلمته)" : d.w.z. Hij heeft hem ('Îsâ) geschapen met Zijn Woord "Wees !" en hij was 'Îsâ door Zijn Macht en Zijn Wijsheid. Hij werd "Woord" genoemd door zijn bestaan omwille van Zijn Woord "Wees !".
"Zijn geest (روح منه)" : d.w.z. Jezus is één van de zielen die Allah heeft geschapen en het bestaan heeft geschonken.
"Het Paradijs en het Vuur zijn waar (الجنة والنار حق)" : d.w.z. beiden zijn een bevestigde werkelijkheid waarover geen twijfel bestaat.
De algemene betekenis :
Deze hadith bevat vijf zaken. Wie in (deze vijf zaken) gelooft en handelt naar wat het openlijk en verborgen inhoudt, zal het Paradijs binnengaan :
De eerste daarvan :
Zijn uitspraak (sallAllâhu 'alayhi wasallam) : « Wie getuigt dat er geen andere godheid (aanbidding waardig) is dan Allah, de Enige Die geen deelgenoten heeft », d.w.z. geloven in Allah met oprechtheid en overtuiging uit erkenning van de Enigheid van Allah (ta'âlâ) en de aanbidding van een andere dan Hij verwerpen, en handelen naar hetgeen de getuigenis « dat er geen andere godheid (aanbidding waardig) is dan Allah » inhoudt betreffende het volgen van de verplichtingen van Allah en het vermijden van Zijn verboden in woorden en daden.
De tweede daarvan :
« De getuigenis dat Muhammad de Boodschapper van Allah is (sallAllâhu 'alayhi wasallam) » d.w.z. wie gelooft met een vaste overtuiging die geen twijfel aanvaardt, dat Muhammad de Boodschapper van Allah is die Allah gezonden heeft naar de (hele) schepping, de jinn en de mensen, met een volledige en uitgebreide Boodschap. (Geloven) dat hij het zegel van de Profeten is en dat zijn Boodschap de laatste van de (geopenbaarde) Boodschappen is. En (dit schrijft ons ook voor) te geloven dat hij één van de dienaren van Allah is die door Allah geëerd werd met het brengen van Zijn Boodschap naar de wereld, (geloven) dat hij waarachtig was in hetgeen hij verteld heeft, en (het schrijft ons voor) hem te gehoorzamen in hetgeen hij bevolen heeft en te vermijden wat hij verboden en afgekeurd heeft.
De derde daarvan :
Geloven dat 'Îsâ ('alayhi s-salâm) één van de dienaren van Allah is en één van Zijn Boodschappers. (Geloven) dat hij niet het kind is van ontucht zoals de joden beweren en dat hij niet Allah is en niet de zoon van Allah en en niet "de derde van drie" zoals de christenen beweren. Maar hij is één van de dienaren van Allah die Allah gezonden heeft naar Banû Isrâ'îl om hen op te roepen naar de aanbidding van Allah de Enige.
Allah heeft 'Îsâ geschapen door Zijn Woord "Wees", de opdracht tot schepping, en (we geloven) dat hij één van de zielen is die Allah geschapen heeft.
إن مثل عيسى عند الله كمثل آدم خلقه من تراب ثم قال له كن فيكون
[Voorwaar, de gelijkenis van 'Îsâ is bij Allah als de gelijkenis van Âdam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem : "Wees", en hij was.] (S. Âl 'Imrân, v. 59)
De vierde daarvan :
« Dat het Paradijs waar is » d.w.z. geloven dat het Paradijs, dat Allah voorbereid heeft voor de gehoorzamen onder Zijn dienaren, een werkelijkheid is, dat het bestaat en een waarheid is waar geen twijfel over is. (Geloven) dat zij de laatste eeuwige verblijfplaats is voor de (ware) gelovigen in Hem en de volgelingen van Zijn Boodschappers.
De vijfde daarvan :
« Dat het Vuur waar is » d.w.z. geloven dat het Vuur, dat Allah beloofd heeft aan de ongelovigen en de hypocrieten, een gevestigde waarheid is waarover geen twijfel bestaat, (en dat) Allah haar voorbehouden heeft voor degenen die niet in Hem geloofd hebben, Hem verworpen hebben en Hem ongehoorzaam zijn geweest.
Wie in deze vijf zaken gelooft en ervan overtuigd is en handelt naar wat ze vereisen, Allah zal hem het Paradijs laten binnentreden, zelfs als hij nalatig is geweest en zonden heeft, en dit omwille van zijn (geloof in de) Enigheid (van Allah) en zijn zuiverheid in de aanbidding van Allah Alleen.
Wat geleerd wordt uit de hadith :
1) Uit (de hadith) leren we de verdienste van de Enigheid van Allah en dat Allah er de zonden mee uitwist (met deze getuigenis).
2) De omvang van de gunst en barmhartigheid van Allah voor Zijn dienaren.
3) We leren uit deze uitspraak over Muhammad (sallAllâhu 'alayhi wasallam) : "Zijn dienaar en Zijn Boodschapper" het recht kennen van de Profeten en vooral van Muhammad (sallAllâhu 'alayhi wasallam) zonder overdrijving en zonder verwaarlozing (van deze rechten).
4) Dat de ongehoorzamen van de muwahhidûn (moslims die tawhîd uitoefenen) niet eeuwig in het Vuur zullen verblijven.
5) De verplichting van het geloof in het Paradijs en het Vuur.
[Bron :"Mudhakkira al-Hadîth an-Nabawî fî al-'Aqîda wal-Ittibâ' " van Shaykh Rabî' ibn Hâdî al-Madkhalî (hafidhahullâh ta'âlâ), hadith 2
Vertaling : ابو معاذ محمد داود]
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voetnoten
[1] In een andere versie wordt hieraan toegevoegd : "door eender welke die hij wil van de acht poorten van het Paradijs."
[2] Overgeleverd door al-Bukhârî (3435), Muslim (46, 47) en Ahmad (5/314).